N.a.v. Johannes 18: 12-27
Afbeelding: Beeld Heilig Grafkerk in Jeruzalem
‘En meteen kraaide de haan’.
Nu gebeurt het wel vaker dat er een haan kraait, maar meestal kraait daar geen haan naar. Hier wel!
Hiervoor is er al veel gebeurd.
En als je dan terugkijkt en denkt: ‘Waar is het eigenlijk allemaal begonnen?’ Dan begin je bij het begin.
11In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. (…)
3Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is.
Begonnen is het dus al in de eeuwigheid. Maar tegelijkertijd gebeurt het in de tijd.
Wat?
11Hij kwam tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.
12Maar allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven…
‘Waar is het eigenlijk allemaal begonnen?’
Donderdag, ‘gisteren’ dus, was iedereen in Jeruzalem druk bezig met de grote schoonmaak voor Pesach.
Alle zuurdeeg, etensresten en schimmel werd uit hoeken en kieren gehaald.
Petrus en Johannes krijgen de opdracht om in de stad de Paasmaaltijd voor te bereiden en vinden een bovenzaal die al helemaal kosjer is.
Daar maken zij alles gereed. Kruiden, brood, wijn en een lam.
Zonder lam geen Pasen!
’s Avonds ligt Jezus met Zijn discipelen aan tafel.
Petrus wordt gewaarschuwd: ‘De haan zal niet kraaien, voordat u Mij driemaal verloochend zult hebben’.
Soms gaan gebeurtenissen zo snel.
Jezus is gevangengenomen.
Geboeid wordt hij naar Annas gebracht, de hogepriester die door de Romeinen uit zijn ambt is gezet. Diezelfde Romeinen hebben zijn schoonzoon, Kajafas, aangewezen als hogepriester en voorzitter van het Sanhedrin.
Maar door de Joden, ook door Johannes wordt Annas nog steeds als dé hogepriester gezien.
Het is de hogepriester die op de Grote Verzoendag, als enige, het Heilige der Heiligen binnen mag gaan met het offerbloed.
Om zo verzoening te doen voor zijn eigen zonden en de zonden van het volk.
Daar staat onze Hogepriester, Jezus, gebonden voor de hogepriester.
Gebonden, om ons te ontbinden, te bevrijden van de banden.
‘Zeg, vertel eens over je discipelen en je leer’.
De aardse hogepriester wil het wel eens horen.
Allereerst: ‘Wat voor soort mensen zijn dat, die discipelen van U?’
Hij zou het ook vandaag kunnen vragen.
‘Zeg die discipelen in Gouda, wat zijn dat eigenlijk voor een mensen?
Vallen ze op? Door vroomheid? Door liefdadigheid?’
Wat moet Jezus zeggen?
Moet Hij vertellen dat één discipel Hem verraden heeft?
Moet Hij vertellen dat een andere discipel, Johannes, niet ver weg is.
Moet Hij vertellen dat weer een andere discipel zich bij het vuur staat op te warmen?
Moet Hij vertellen dat die discipel bij binnenkomst al heeft gezegd niets met Hem te maken te hebben?
Moet Hij vertellen dat de andere discipelen op de loop zijn gegaan?
Moet Hij vertellen dat het eigenlijk nogal tegenvalt met Zijn discipelen?
De boze zou Hem zomaar in kunnen fluisteren:
‘Nou, Je hebt wel veel gesproken, wonderen gedaan; drie jaar met die mannen opgetrokken, maar wat is het resultaat? Zijn dat Jouw discipelen?’.
‘Zeg, vertel eens over je leer’.
Jezus antwoordt: ‘Vraag dat maar aan hen die Mij gehoord hebben’.
‘Zij zullen daarvan getuigen’.
‘Vraag het maar in Gouda…’.
Kan de leer niet samengevat worden in één Naam?
Jezus!
Ondertussen is Petrus nog bij het vuur.
Niet gebonden, niet geboeid de handen vrij om zich te warmen.
‘Bent ook u niet een van Zijn discipelen?’
‘Nee, dat ben ik niet!’
Hij wordt herkend. ‘Zeg, ben jij niet die fanatiekeling uit Getsemané?’
Het lijkt wel of Petrus nu ook gebonden wordt.
Niet door soldaten, maar door angst.
‘Nee, ik heb niets met Jezus…’
En meteen kraaide de haan.
Alarm! Let op! Wakker worden!
Jezus doet waartoe Hij gekomen is: zalig maken!
Hij maakt Zijn Naam waar!
Jezus is, zoals Hij heet!
Ook voor jou!
Ds. G.J. (Gertjan) Glismeijer